Rotwespen!
Daar ligt Monica, op haar buik in het lavendelveld van haar vader. Haar hart bonkt in haar keel, niet van de fobie die ze heeft van bijen en hommels, die nu rond haar hoofd vliegen, maar van een man die haar broer onder schot houdt. Zoekend kijkt ze om zich heen of ze haar vader ziet, maar de zonnebloemen die aan de andere kant van het zandpad staan zijn al een meter hoog! Voorzichtig draait ze haar hoofd, zelfs haar moeder, die altijd buiten is, ziet ze niet rondlopen. Er is niemand te zien!
Het was bijna lunchtijd, en zoals elke dag liep Monica naar het land om haar vader en haar broer op te halen. De mannen werken in de bloemenvelden, en haar moeder verwerkt de bloemen tot prachtige boeketten.
Monica liep over het zandpad, altijd schichtig om zich heen kijkend, want als kind was ze gestoken door een wesp die op een zonnebloem zat, die ze net stiekem had geplukt. Uren daarna had ze nog last van die steek, daardoor had ze een fobie gekregen voor alles wat vloog en kon steken!
‘Ben jij nou een dochter van een bloementeler?’ riep haar vader vaak, als ze weer eens hard rennend over het pad ging, omdat er een bij achter haar aan vloog! Als kind zijnde vond ze het vreselijk en wilde ze weg, ver weg! Maar de geur die ze rook als ze ’s morgens haar slaapkamerraam openzette, kon ze niet missen!
Toen ze achttien was had ze samen met haar moeder besloten om een klein winkeltje bij hun huis te openen, waar ze leuke cadeautjes ging verkopen, alles zelfgemaakt van hun eigen teelt. Zo werkte ze binnen, waar die vliegende beestjes haar niet konden pesten!
Monica maakt zichzelf nog kleiner als ze een auto ziet naderen, die achter haar broer en de man stopt. Het raampje gaat langzaam open en een man met een donkere cowboyhoed zegt iets tegen ze, wat Monica niet kan verstaan. Onzeker tilt ze haar hoofd een klein stukje op, maar door het ruisen van de bloemen, die door de wind heen en weer bewegen, worden de stemmen gedempt. Als er een hommel op haar neus gaat zitten houdt ze angstvallig haar adem in.
‘Rustig blijven!’ zegt ze fluisterend tegen zichzelf, en probeert aan de woorden van haar vader te denken.
Dan…, kijkt ze geschrokken opzij, omdat ze vanuit haar ooghoek iets ziet bewegen. Opgelucht kijkt ze in het gezicht van haar vader, die aan de overkant tussen de zonnebloemen ligt. Hij gebaart met zijn hand dat ze langzaam achteruit moet kruipen. Monica kijkt achterom en sluipt dan behoedzaam achteruit, het zweet staat op haar voorhoofd, omdat de hommel zich heeft verplaatst naar haar oor! Als het pad smaller wordt kijkt ze naar haar vader, die zijn weg door de zonnebloemen probeert te vinden.
‘Wat nu?’ vraagt ze geluidloos aan hem. Hij kijkt in de verte waar zijn zoon net de auto in wordt geduwd, hij aarzelt geen moment, springt naar Monica, en slaat daarbij de hommel van haar hoofd weg! Beiden kijken gespannen naar de auto, die langzaam aan komt rijden. Monica slikt zenuwachtig een brok weg en pakt dan een grote lavendeltak, die ze voorzichtig van de grote struik heeft gescheurd. Op het moment dat de auto voorbijrijdt, gaat Monica op haar knieën zitten en gooit, bijna onzichtbaar, de tak door het openstaande achterraam. Meteen duikt ze weer tussen de lavendel en kijkt naar haar vader, die haar verbaasd aankijkt. De auto rijdt rustig verder, en net als haar vader iets wil fluisteren, stopt de auto plotseling. Geschrokken duiken ze allebei nog dichter naar de grond en proberen ze door de dichtbegroeide lavendel te kijken. Bang dat ze ontdekt worden, houden ze hun adem in.
‘Wah!’ schreeuwt de bestuurder, als hij het portier opent en naar buiten rent.
‘Hoe komen die beesten in mijn auto terecht!’ en met zijn hoed probeert hij ze weg te slaan. Wanneer er een wesp op zijn arm gaat zitten en hem meteen steekt, kijkt de man eerst heel vreemd, gilt het dan uit en stort in elkaar. De andere man stapt ook gehaast uit en als hij daar zijn vriend bewusteloos op de grond ziet liggen, kijkt hij verbaasd naar de broer van Monica. Terwijl Joris uitstapt begint hij langzaam te vertellen.
‘Dat zijn lavendelwespen, die grote nesten maken op afgevallen takjes. Om hun nest te verdedigen vliegen ze in een grote groep, terwijl ze de tak vasthouden!’ Vol ongeloof kijkt de man naar Joris, die hem strak en serieus blijft aankijken, terwijl hij zegt: ‘Hoe komt die tak dan in de auto terecht, ik zie niemand!’ De man kijkt naar het open achterraam en vraagt onzeker: ‘En hij? Waarom ligt hij bewusteloos op de grond?’
‘Omdat een steek van de lavendelwesp dodelijk is!’ zegt Joris ernstig.
De man gelooft hem niet, en net als hij zijn pistool wil pakken, dat hij op het dashboard had neergelegd, vliegen er uit de auto een paar wespen op hem af. Eén tel blijft hij roerloos staan, gooit dan het pistool op de grond, en rent gillend weg, de auto achterlatend. Monica en haar vader staan langzaam op, terwijl Joris hen beiden verrast aankijkt.
‘Hoi pa, bedankt hè, voor die tak!’ en legt zijn hand op de arm van zijn vader.
‘Wat was dat nou?’ vraagt Monica. ‘Waarom hielden ze je onder schot?’
‘Ze wilden geld, en ik zei dat we dat niet hebben!’ Monica geeft haar broer een arm en zegt grinnikend: ‘Leuk verhaaltje over die lavendelwespen!’ Ze steekt haar hand uit als een hommel aan komt vliegen, en op haar handpalm land.
‘En jij? Maak jij ook vliegende nesten?’ zegt ze, haar hand heel dicht bij haar gezicht houdend.
‘Maar je fobie?’ vraagt Joris haar stomverbaasd.
‘Mijn fobie voor pistooltrekkende mannen? Die ga ik met vliegende takken te lijf!’
Sylvia