Kwallenfeest
‘Mam, het wordt morgen mooi weer, wat gaan we doen?’ vraagt Mirco.
‘Ik heb meerdere ideeën, maar we laten Nicky kiezen. Zij wil misschien iets van Italië zien.’
‘Maar ik wil naar de bergen,’ zegt Mirco hoopvol.
‘Ik weet niet of ze daar zin in heeft, we vragen het haar strakjes, oké?’
Een beetje teleurgesteld loopt hij naar buiten en zoekt zijn zusje op.
‘Lina, jij wil toch ook naar de bergen?’ hoor ik hem zeggen. Glimlachend kijk ik naar ze, als ze allebei hun fietsje pakken en rond het huis gaan fietsen. ‘Wat ik in m’n hoofd heb om te gaan doen dit weekend, zullen ze vast wel leuk vinden,’ zeg ik tegen mezelf, en loop naar boven op zoek naar een tas.
Ik kijk op van mijn leesboek als ik word geroepen.
‘Mamma, mamma,’ roepen de kinderen door elkaar. ‘Nicky komt eraan!’ Lachend leg ik mijn boek op de tafel en loop naar buiten.
‘Leuke dag gehad?’ vraag ik haar. Als het antwoord te lang duurt voor de kinderen, vraagt Mirco, haar onderbrekend: ‘Wat gaan we morgen doen, gaan we naar de bergen?’
‘Laat Nicky eerst even bijkomen.’ Ik vertaal wat ik zei, en terwijl Nicky gaat douchen, gaan wij de tuin in. Ongeduldig kijken de kinderen steeds naar binnen of ze er al aankomt.
‘Hallo, hier ben ik weer!’ zegt ze, als ze naar buiten loopt. De kinderen vliegen haar om de nek en roepen: ‘Wil je naar de bergen?’ Als Nicky mij niet begrijpend aankijkt, zegt Mirco zachtjes in het Engels: ‘To the mountains, yes?’
‘Mountains?’ antwoordt Nicky. Ik leg haar uit dat we dit weekend naar de bergen kunnen gaan, waar we altijd in de zomer zijn, maar dat het huisje nog niet klaar is om er te kunnen blijven slapen.
‘De eigenaar is alles aan het schoonmaken omdat we volgende week de sleutel krijgen, maar dan ben jij naar Firenze met je medestudenten. Het wordt erg warm dit weekend, heb je misschien zin om naar het strand te gaan? We zijn dan dicht bij San Marino, een staatje in Italië, waar we ‘s middags naartoe kunnen gaan.’
‘Ja, naar het strand!’ roept Mirco enthousiast, als hij begrijpt waar ik in het Engels over praat.
De volgende ochtend was ik vroeg opgestaan om alle handdoeken, strandspeeltjes en crèmes te zoeken, en fruit en drinken klaar te maken. Maar iedereen was zo enthousiast de avond ervoor, dat voor zevenen iedereen al wakker was en aan de ontbijttafel zat. Even over achten zaten we in de auto, en ondanks dat het ruim anderhalf uur rijden is, vloog de tijd. De kinderen praatten ronduit, en Nicky genoot van het uitzicht.
Als we de auto parkeren voor het restaurant, waar we later zouden gaan eten, stappen we uit. Ik neem de hond mee en we lopen via de sparrenbomen, die tussen het dorp en het strand staan, naar de zee.
De kinderen jubelen en rennen voor ons uit, en als we bij het water staan kijk ik even opzij naar Nicky.
‘Vind je het mooi hier?’ vraag ik, als ik haar ogen zie glunderen.
‘Het is zò mooi hier!’ en ze pakt haar mobiel en begint foto’s te maken.
Appie komt met een man aanlopen die ligbedden bij zich heeft, en vraagt: ‘Hoeveel bedden nemen we, en nemen we ook een parasol?’
‘Drie is wel genoeg,’ zeg ik tegen hem, en ik pak de kleding aan van Lina, die inmiddels al in haar bikini staat.
‘Mamma, mag ik het water in?’ vraagt ze ongeduldig, terwijl ze haar emmertje al uit de tas heeft gevist.
‘Ja hoor, maar niet te ver hè, ik kom er zo aan!’
Na tien minuten zijn we allemaal in de zee en ik zie Nicky voor zich uit staren.
‘Waar denk je aan?’
‘Dat het al twaalf jaar geleden is, dat ik voor de laatste keer aan zee was met de familie.’
‘Twaalf jaar!’ zeg ik, haar verbaasd aankijkend.
‘Ja, we moeten, òf met het vliegtuig, òf twee dagen rijden met de auto!’
Ik kijk naar de zee en denk aan mijn strandje, ik sluit mijn ogen en haal diep adem, als ik de pier weer voor me zie, en de geur van de staalfabriek ruik.
Van schrik open ik mijn ogen als Lina een emmer water over me heen gooit, ik pak haar op en we rennen lachend verder de zee in!
Achter mijn zonnebril verscholen kijk ik naar Mirco, die veel vriendjes heeft gekregen, omdat hij al negen kwallen in zijn emmertje heeft. Hij rent steeds naar de zee, kijkt dan even om naar waar we zitten, en praat dan weer druk tegen zijn zusje en zijn vriendjes, wat ik heerlijk vind voor hem. Vorig jaar waren we hem even kwijt in een speeltuin, en hij was daardoor zo in paniek geraakt, dat hij geen stap meer deed zonder mij. Buiten spelen met andere vriendjes deed hij niet meer, en vele nachten lag hij wakker, bang dat we zonder hem weg zouden gaan. Maar nu, beetje bij beetje, komt hij los van mij. Hij voelt zich heel zeker en ik schiet in de lach als ik hem hoor roepen: ‘Wie komt er naar mijn kwallenfeest!’
Sylvia