Ongelooflijk!

Nu ben ik iemand die niet meer in vrijdag de dertiende gelooft, een ongeluk of iets negatiefs kan ook op een andere dag gebeuren, en ik ben ervan overtuigd dat als je op vrijdag de dertiende bang bent dat er iets gaat gebeuren, dan zal er inderdaad iets gebeuren! Hier hebben de Italianen dat met vrijdag de zeventiende. Ik ga op die dagen gewoon mijn gangetje en denk: oké, het is vrijdag de dertiende, morgen is het zaterdag de veertiende, maar als er dan toch iets raars gebeurt, dan koppel je het meteen aan die dag. Zo ook die bewuste vrijdagochtend.

We zijn in gesprek met een arts die me volgende week zal opereren aan mijn teen. Het gesprek is luchtig en ondanks dat ook deze arts, second opinion, vertelt hij dat amputeren is. Als de arts mij dan vraagt of ik het erg vind, zeg ik: ‘Ik hou er toch nog negen over! Die teen brengt me meer narigheid, na de amputatie kan ik tenminste mijn naaldhakken weer aan!’ Mijn man kijkt me lachend aan, maar met een gezicht van, “naaldhakken, wel ja, dan ben ik nog kleiner ten opzichte van jou!” Als de arts mijn man vertelt hoe mijn teen er aan toe is, horen we gerommel in het sleutelgat van de deur.

‘De deur is open, maar de kamer is bezet!’ roept de arts. We kijken alle drie naar de deur als we het slot op slot horen gaan en weer open, en dan gaat de deur met veel gestommel open. In de deuropening staat een oude man in een witte jas, die heel verbaasd naar ons kijkt en dan naar de arts.

‘Dit is toch kamer één?’ en hij kijkt even vluchtig op het kamernummer naast de deur.

‘Nee, dit is nummer zes!’ zegt de arts lachend.

‘Maar dat is raar, ze zeiden dat ik hier vandaag dienst had.’ De oude dokter fronst en denkt na.

‘U kunt evengoed dienst hebben, maar dan in kamer één, dit is zes!’ zegt mijn arts, nu wat harder.

‘Wat voor dag is het vandaag,’ vraagt hij vertwijfeld verder.

‘Het is vrijdag de dertiende, en ik heb hier dienst en zoals u ziet ben ik in gesprek,’ antwoordt hij nu geërgerd. De oude man haalt een briefje uit zijn jaszak, kijkt er lang naar en zegt dan uiteindelijk: ‘Ja, hier staat het, vrijdag in kamer één. Ik snap er niets meer van, ik ga het navragen bij de secretaresse, sorry voor de onderbreking.’ En hij loopt achteruit de kamer uit, waarna we weer gerommel in het slot horen.

‘Nu sluit hij ons toch niet op?’ zegt mijn arts lachend, en we horen dat de oude man de sleutel uit het slot haalt. Mijn man staat op en voelt aan de deur en…, die zit op slot!

‘Ik heb geen sleutel,’ zegt de arts, nu snel opstaand, en rent naar de deur waar hij hard op begint te kloppen.

‘U kunt toch iemand bellen?’ zeg ik glimlachend, omdat ik de humor er wel van inzie.

‘Hier is geen telefoon aanwezig!’ en hij draait zich naar ons toe. ‘En een mobiel heeft hier geen bereik,’ zegt hij beduusd. Ik kijk in het rond en zeg spontaan: ‘Er is een raam, ik kan hulp gaan halen!’

‘Bent u gek, met die teen!’

‘Dan gaat u toch even, wij wachten wel,’ zegt mijn man, die het nu wel een beetje benauwd begint te krijgen.

‘Ik heb rugproblemen, dus het is beter dat u uit het raam klimt,’ zegt de arts tegen mijn man. Appie loopt naar het raam en als hij dit opent zegt hij: ‘Ik heb last van hoogtevrees!’ We beginnen alle drie te lachen, als Appie vraagt: ‘Maar is die man nog steeds een arts?’

‘Ja,’ zegt mijn arts Claudio, die nu letterlijk met zijn handen in het haar zit. ‘Hij is eind zeventig en wil niet met pensioen. Ik snap dat niet, want ik moet nog viereneenhalf jaar werken, maar als ze zeggen dat ik morgen thuis mag blijven, vertrek ik meteen!’

‘Maar hij opereert toch niet meer?’ vraagt Appie. De arts sluit zijn ogen en zucht.

‘Dat meent u niet, heeft u zijn handen niet gezien. Die trillen als een gek!’ zegt Appie zeer verbaasd. Ik kijk geamuseerd naar beide mannen, omdat ik het vermoeden heb dat het een grap is, als er ineens weer aan het slot gerommeld wordt. Na veel heen en weer gedraai van de sleutel gaat de deur weer met veel gestommel open.

‘Sorry,’ zegt de oude man, ‘ik ben er niet bij met mijn hoofd.’

‘Dat bent u al vijftien jaar niet,’ hoor ik Claudio heel zachtjes zeggen. Dan stapt er een jonge man naar binnen en zegt glimlachend: ‘Ik zat in de wachtkamer en zag wat er gebeurde. Toen de arts in gedachten wegliep, ben ik erachteraan gegaan, maar in eerste instantie wilde hij niet mee.’ We kijken elkaar aan als de oude dokter zegt: ‘Nogmaals mijn excuus!’

‘Laat de deur maar open staan!’ zegt mijn arts luid.

‘Ja, ja,’ antwoordt de oude man en hij probeert zijn sleutel uit het slot te krijgen, waardoor de deur weer dreigt te sluiten. In een reflex sta ik op, en zet mijn voet tussen de deur als de arts alweer woest de sleutel links- en rechtsom draait. Een fikse pijnscheut gaat door mijn teen, als de arts probeert de deur te sluiten. Dan springt de jonge man ertussen en pakt, deurklink vast en duwt die met één hand open, terwijl zijn andere hand de sleutel verwijdert.

Mijn arts onderzoekt mijn teen nogmaals, terwijl ik vraag: ‘Mag ik het teenbotje mee naar huis nemen, dan draag ik het als een amulet aan een kettinkje. Die teen heeft me veel jaren ellende veroorzaakt, maar vandaag bracht hij geluk!’ We schieten alle drie in de lach, als Appie ineens aan de arts vraagt: ‘Maar…, heeft die oude arts volgende week vrijdag dienst?’ Zonder een antwoord af te wachten zeg ik heel zelfverzekerd: ‘Al zou het op één been zijn, maar ik ren, spring, of hinkel het ziekenhuis uit!’

 

Sylvia